
Zonder dat ik het eigenlijk doorheb staar ik al een poos naar het plafond, hoelang ik al wakker lig weet ik eigenlijk niet precies, in ieder geval lang genoeg om te beseffen dat ik niet meer in slaap ga komen. Buiten is het nog schemerig, de vogels sjilpen elkaar vrolijk goedemorgen en de eerste treinen zoeven al voorbij. Ik kruip zo stil mogelijk naar het voeteneind waar ik Lou in foetushouding aantref, met haar twee voorpootjes over haar neusje en ogen ligt ze heel aandoenlijk te zijn. ‘Dag lieve haarbal met neus, oren, ogen en mond mama gaat vandaag op vakantie.’ (lees: 1 hele overnachting in Van der Valk Nijmegen-Lent). Mijn maag voelt aan alsof ik 3 weken naar Nieuw-Zeeland ga, lichte misselijkheid en zuur dat vanuit mijn maag terug mijn keel inglijdt. Maar omdat dit gevoel zelfs bij mij naar boven komt als ik een dag naar Walibi ga, trek ik mij hier maar niets van aan. Ik trek het eerste de beste shirt wat ik tegenkom over mijn hoofd, veeg wat stof van mijn schouder en grijp mijn telefoon van mijn nachtkast. Even kijk ik om, zal ik toch nog even gaan liggen? Ik besluit mij toch maar te verplaatsen naar de bank. Het is pas 6:30u, keurige tijd, ik kan dus gerust even rustig wakker zodat ik uitgerust aan deze dag kan beginnen.
9 snoepjes en 2 bakken koffie verder schrik ik van de tijd die ik op mijn televisie zie verschijnen als ik van zender wissel. 8:45u, ik moet nog ontbijten, douchen, omkleden, opmaken, de kattenbak verschonen, haren föhnen en stijlen, de afwas doen, en en en en de dozen in de container deponeren. De paniek slaat toe en ik schiet van de bank, Lou die heerlijk lag weg te doezelen op mijn schoot vliegt met een noodgang de lucht in, nog net niet tegen het plafond. Ik ren als een malloot het huis door, van de badkamer naar de keuken en van de keuken naar de gang. Als mensen mij zouden konden zien zouden ze denken dat er vast brand uitgebroken was, dat de vlammen om mij heen sloegen maar dat ik nergens een uitgang kon vinden. Opschieten is niet helemaal mijn ding maar toch krijg ik het voor elkaar om 2 minuten voor de afgesproken tijd (na een innig afscheid met Lou) de deur achter mij dicht te slaan. Ik prop de dozen, mijn rugtas, het overige bagage en mijzelf de lift in en druk na 3 mislukte pogingen op het knopje ‘BG’. Heel onhandig sleep ik alles achter mij aan mee naar de container en begin de dozen aan flarden te scheuren. De stukken karton vliegen in de rondte, ik moest duidelijk meer frustraties kwijt dan ik dacht. Wanneer ik laatste doos in de container prop hoor ik een auto aankomen rijden, het is een blauw koekblik met precies 4 wielen dat de hoek komt om gescheurd. ‘HALLLLLO!’. Haastig prop ik mijn sigaretten en mijn telefoon in mijn rugtas en spring de auto in en begroet mijn vriendin (die er duidelijk meer zin in heeft dan ik). We zijn nog niet de hoek om of ze begint te zingen en te dansen alsof we een lang weekend naar Disneyland gaan, en ik, ik kan alleen maar bezig zijn met of ik Lou wel genoeg eten heb gegeven en of ik de deur wel goed achter me dicht heb gedaan.
Onder het mom van een grap vraag ik hoe laat hij klaar is met werken en vertel hem in welke hotelkamer ik vannacht overnacht.
Bijna 2 uur, 14 sigaretten en 1 zinloze post op Instagram verder arriveren we op onze bestemming. Verbluft staren we naar het spiksplinter nieuwe en het toren hoge gebouw voor ons. Voor ik het weet staan we in onze kamer en mijn oog valt vrijwel meteen op een vrolijk pakketje dat vreselijk mijn aandacht trekt. Gretig trek ik het pakketje op mijn schoot en maak het ongeduldig open. Deze mensen móeten wel van mij houden, dit was namelijk pre-cies wat ik nodig had. Chocola, wijn en nog meer chocola. Godverdomme, dit weekend kan nu al niet meer stuk.
Ik plof neer op het bed, glazen zijn er niet dus zet ik de fles aan mijn mond en neem een paar flinke teugen. De ‘vakantiestress’ voel ik bij elke slok langzaam mijn lijf uit vloeien en maakt plaats voor ontspanning. En met ontspanning bedoel ik natuurlijk wijn en piemels, de wijn in mijn ene hand, nu nog de piemels, al neem ik ook genoegen met één. 4 slokken verder besef ik dat ik al 2 minuten naar de muur staar, goh, wat een kek behangetje zeg. Ik sta op en voel meteen dat de paar teugen wijn nu al zijn werking hebben, ik ga vlak voor de muur staan nog net niet met mijn neus tegen de muur. Verrek… Dat is de zelfde kleur als mijn haar!
Terwijl ik naar het behang staar voel ik mijn ogen langzaam dichtvallen, ugh, ik moet echt even liggen. Uit de badkamer wordt geschreeuwd dat ik maar nog 10 minuten heb voor we in het restaurant worden verwacht. Snel werp ik een blik in de spiegel die hier véél schoner is dan hij bij mij thuis is. Ik neem genoegen met de make-up die er al vanaf vanmorgen vroeg opzit en neem nog een slok uit de fles die ik met moeite door mijn keel krijg. Ik heb zo’n trek dat ik werkelijk geen moer meer om mijn uiterlijk geef en sla zelfs mijn favoriete bodymist over. Uiteraard nuttig ik een wijntje voor het voorgerecht, tijdens het voorgerecht, tijdens het hoofdgerecht, tijdens het nagerecht en na het nagerecht. Ik weet niet of het aan de wijn ligt, maar wat smaakt dit goed zeg, unglaublich. Mijn oog is allang gevallen op de jongen die ons bediend. Een vlotte en spontane jongen en ongeveer 5 jaar jonger dan ik. Lief en vriendelijk gezicht maar toch mannelijk. Mijn flauwe en droge grappen maken hem verlegen maar heeft toch het lef om hier lichtelijk bijdehand op te reageren, ik hou nu al van hem. Onder het mom van een grap vraag ik hoe laat hij klaar is met werken en vertel hem in welke hotelkamer ik vannacht overnacht. De kans dat deze verlegen jongen zijn baan op het spel zet voor mij is toch nihil, dus opwachten zal ik hem niet.
Ik zie mijzelf al helemaal zitten, tegen over 2 agenten in een veel te benauwd overhoorkamertje. Proberen uit te leggen waarom ik in godsnaam probeerde in te breken in mijn eigen huis.
Tijdens het opstaan voel ik dat ik wellicht iets te veel heb gegeten en iets te veel heb gedronken, toch probeer ik zo onopvallend mogelijk mijzelf naar het terras te verplaatsen. Ik neem een flinke hijs van m’n sigaret ‘zullen we anders bij die meiden gaan zitten?’ *hik*, en wijs naar de 2 meiden die wij vanmorgen hebben leren kennen. Ze knikt en we wurmen ons door de stoelen en tafels heen die buiten op het terras staan uitgestald en nemen plaats op de lounge banken naast hun. We beginnen de meiden met de minuut beter te leren kennen en met elke slok wijn die ik neem begint de rem op mijn mond steeds minder te worden. Er wordt veel gelachen, maar of ze nou óm me lachen of dat ze me úitlachen is niet helemaal te pijlen. Eigenlijk kan het me ook heel weinig schelen, ik heb het naar mij zin en dat was precies het doel van dit weekend. We hebben ons ondertussen van het terras naar de bar geplaatst omdat we stuk voor stuk werden leeggezogen door hongerige muggen. De barman die ons letterlijk staat op te wachten vraagt ons wat we willen drinken, hij heeft een bijzonder accent. Ik dacht aan Frans, maar het bleek dus iets van Duits en Roemeens te zijn, of zo, ook iets wat me dus eigenlijk totaal niet boeit. Mijn oog valt op een kaart dat ontzettend mijn aandacht trekt “COCKTAILS”. Ja, cocktails! Tuurlijk, cocktails! De wijn komt ondertussen mijn neusgaten (en weet ik veel welke gaten nog meer) uit, dus eigenlijk is er gewoon geen andere optie. We kletsen vrolijk verder over vooral werk, want ja, naast werk kijk ik praktisch alleen maar series en huil ik mijzelf in slaap met Lou in mijn ene hand en een reep chocola in mijn andere hand, dus veel valt er ook eigenlijk niet te vertellen. Voor ik het weet zit de eerste cocktail er alweer in en komt de barman onze richting op, hij komt vlak bij me staan, zo vlakbij dat ik zijn parfum in mijn neus voel kriebelen. Elke keer als hij aan onze tafel komt sta ik weer versteld van zijn accent, aan het begin van de avond kon ik amper mijn lach bedwingen maar na behoorlijk wat alcohol vind ik het eigenlijk wel fascinerend. Toch vond ik de spontane en verlegen bediende een stuk leuker, waar is hij eigenlijk? Zal hij al klaar zijn? Ondertussen druipt de een na de ander af en ook ik heb zo diep in het glas gekeken dat ik niets liever wil dan mijn ogen sluiten en voorlopig niet meer wakker worden. De bar is zo goed als leeg, de kaarsjes zijn opgebrand en het personeel is bezig met schoonmaken. Time to go. Net als ik de lift instap zie ik in mijn ooghoeken de iets wat jonge jongen die ons aan het begin van de avond bediende, en hij ziet mij. Net voor dat de deuren van de lift sluiten geef ik hem een knipoog. Hij zal vast mijn subtiele hint begrijpen en hij zal vast mijn kamernummer onthouden hebben. Maar een nieuw hotel betekend nieuw personeel, en van der Valk zal het vast niet waarderen als personeel met de hotelgasten het bed induiken. Lang kan ik er niet meer over nadenken want wanneer mijn hoofd het kussen raakt ben ik weg.
Zelfs 4 flessen wijn zouden mij op dit moment niet kunnen kalmeren. Ik leef letterlijk met het idee dat Lou haar leven op het spel staat, mijn lieve haarbal met neus, oren, ogen en mond.
Met een lichte hoofdpijn en een droge mond word ik wakker. Ik heb geslapen als een roos, aan een stuk door, iets wat niet veel gebeurt. De alcohol en het heerlijke bed, waar ik eigenlijk helemaal niet uit wil, hebben hier vast een grote rol in gespeeld. Binnen een half uur zit ik gedoucht en al aan het ontbijt, de champagne heb ik maar overgeslagen en vul mijn maag met croissants en andere lekkernijen. Mijn hart huilt als ik er aan denk dat ik vanmiddag het hotel moet verlaten. Met onze volle buiken vertrekken we per scooter naar de stad, het is belachelijk druk en ik heb nog nooit in mijn leven zoveel mensen moeten ontwijken, zelfs niet in de auto. Vaak zie ik van grote steden alleen de kroegen en de terrassen, dit keer is het dus de bedoeling dat we iets meer cultuur snuiven en ook daadwerkelijk iets meer kunnen vertellen dan ‘de wijn smaakte goed’. Ik graai in mijn voorvakje naar mijn sigaretten, tijdens het graaien voel ik dat de sleutels die er normaal in horen te zitten, er nu niet in zitten. De sleutelbos waar o.a. mijn huissleutels, de sleutels van de winkel en de huissleutels van mijn ouders aanzitten, is weg. Mijn hart begint een bizar ritme te slaan en voel mijn wangen gloeien. OK, geen paniek, ze liggen vast in de auto, of in de hotel kamer en anders wel ergens in het restaurant. Zo’n sloddervos als ik heeft ze vast ergens laten slingeren, adem in, adem uit, adem in, adem uit. De paniek slaat pas écht toe als ik mij besef dat de vriendin die altijd voor Lou zorgt als ik tijdelijk weg ben, de sleutels altijd in het appartement laat liggen als ze vertrekt. De beelden dat Lou uitgedroogd en uitgehongerd naar haar laatste adem hapt flitsen voorbij. Nee, dit kan niet, oh god, blijf rustig, o shit, o man… Ik heb niet eens de tijd om mijzelf af te vragen waarom nou altijd precies mij zulke dingen overkomen. Ik zie mijzelf al helemaal zitten, tegen over 2 agenten in een veel te benauwd overhoorkamertje. Proberen uit te leggen waarom ik in godsnaam probeerde in te breken in mijn eigen huis.
Zelfs 4 flessen wijn zouden mij op dit moment niet kunnen kalmeren. Ik leef letterlijk met het idee dat Lou haar leven op het spel staat, mijn lieve haarbal met neus, oren, ogen en mond. De sleutels zijn nergens gevonden, niet in het hotel, niet buiten het hotel en ook na het overhoop halen van de auto hebben we de sleutels nog nergens gevonden. De adrenaline begint steeds harder door mijn lijf te pompen. Hoe ga ik dit mijn ouders vertellen? En wie vergoedt de ramen die ik vanavond nog ga in kinkelen? Mijn telefoon licht op, een nieuw Facebookbericht in de groep van mijn woonwijk. Ook al kan Facebook mij nu eigenlijk totaal niets schelen, toch kijk ik. Je weet het maar nooit, misschien staat het appartementencomplex wel in de fik, of is er 12 miljoen gewonnen door één van de buren (die dan vast wel mijn ramen zou willen vergoeden nu hij toch zoveel geld heeft). “Is iemand zijn sleutels kwijt? Ik heb namelijk sleutels gevonden, deze zaten nog in het slot van de container.” Are u fucking kidding me? De paniek maakt langzaamaan plaats voor ongeloof. Really? Wauw. Heel het weekend ben ik mijn sleutels ‘kwijt’ en er is geen één moment geweest dat mij dit opviel. Enfin, het belangrijke is, de sleutels zijn terecht. Thank god. We graaien op de kamer onze spullen bij elkaar, heb ik alles? Op mijn sleutels na, heb ik volgens mij alles, ja, volgens mij wel. Denk ik. Zal toch wel? Vast wel. Dag lieve Van der Valk, eigenlijk wil ik helemaal niet naar huis, nooit meer.

What do you think?